30 oktober 1880 – Stranding bij het Onrust
Op 30 oktober 1880 strandde bij het Onrust een lichter uit Veere. Door de zware noordelijke storm en de woeste zee raakte het schip onbestuurbaar en kwam de bemanning in ernstig levensgevaar. De reddingskotter van de Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij (Z.H.R.M.), die hulp wilde bieden, strandde zelf op een zandbank. Dit dramatische tafereel was vanaf de wal te zien.
De volgende ochtend kwamen de predikant, de burgemeester en de eerste wethouder van Veere bij ons langs met het verzoek de opvarenden te redden. Ondanks de hevige storm maakten wij onze hoogaars gereed en voeren uit. Met veel moeite slaagden we erin om 20 mensen veilig van boord te halen en hen ongedeerd in Veere aan wal te brengen.
27 september 1883 – Gestrande stoomboot in de Banjaard
Op 27 september 1883 kwam een werkman uit de polders ons melden dat er een stoomschip was gestrand in de Banjaard. De reddingsboot van de Z.H.R.M. passeerde op dat moment juist Burghsluis, maar in plaats van hulp te bieden, koos de schipper ervoor om rustig achter de Westbout te ankeren.
Wij besloten niet te wachten en voeren met onze hoogaars direct richting het gestrande schip. De kapitein, een Nederlander, gaf aan het schip met zijn bemanning te willen verlaten. Onze hoogaars was echter te klein om iedereen in één keer aan boord te nemen. Er werd afgesproken dat de bemanning zichzelf zou proberen te redden met hun sloepen, terwijl wij de passagiers aan boord namen.
Onder zware omstandigheden en met bovenmenselijke krachtsinspanning slaagden wij erin om 34 passagiers veilig naar de haven van Burghsluis te brengen. Naar aanleiding van het passieve optreden van de reddingsboot werd er later een officiële klacht ingediend bij de Z.H.R.M.
Enkele jaren later werd er een eigen reddingsboot gestationeerd in Burghsluis. De leiding van deze post werd toevertrouwd aan de familie Van der Klooster. De nieuwe reddingsboot kreeg de naam “Prinses Wilhelmina.”
Redding van de Finse driemaster “Lychan” – 7 oktober 1905
Op 7 oktober 1905, rond 10 uur ’s ochtends, ontvingen wij via de kustwacht van Westen-Schouwen het bericht dat er een driemastschoener in nood verkeerde op de Banjaard. Ondanks het extreem slechte weer vertrokken wij onmiddellijk met onze motorreddingsboot “Prinses Wilhelmina”.
De zee was woest en het kostte ons veel moeite om het schip te bereiken. Toen we eindelijk aankwamen, was het schip al grotendeels vergaan. De bemanning had hun toevlucht gezocht op het dek van de achterhut – het enige deel van het schip dat nog boven water uitstak.
Het was onmogelijk om het wrak direct te benaderen, maar met behulp van drijvende wrakstukken wisten we toch zeven opvarenden veilig aan boord te krijgen. In Burghsluis werden zij voorzien van droge kleding en ondergebracht in een lokaal logement.
Het schip bleek de Finse driemaster “Lychan” te zijn – een nog vrijwel nieuw schip, geladen met pijpaarde. Helaas eindigde deze redding op een wrange manier. Toen we later de uitgeleende kleding terugkregen van de geredde bemanning, ontdekten we tot onze ontzetting dat alles vol zat met ongedierte. Als beloning voor onze inzet ontvingen we letterlijk alleen besmette kleding terug. We hebben de spullen dan ook direct verbrand.
Dat bleek uiteindelijk het enige te zijn wat we als dank mochten ontvangen van het Russische Keizerrijk, waaronder Finland toen viel.
Redding bij de Banjaard – 1 januari 1909
Op 1 januari 1909 dreef er een sloep met vier mannen aan op het strand van Westen-Schouwen. Zij vertelden ons dat hun schip bij de Banjaard was gestrand en dat er nog 42 personen aan boord waren.
Met onze motorreddingsboot zijn we meteen uitgevaren. Ter plaatse bleek het schip, de Engelse schoener “Cambyses”, gelukkig niet gevaarlijk gestrand en waarschijnlijk bij vloed weer vlot te komen. We besloten het schip naar Burghsluis te slepen.
Een onderzoek wees uit dat de stranding was veroorzaakt door roekeloos gedrag. In Liverpool waren drie dames aan boord gekomen om Oud en Nieuw te vieren met de kapitein en officieren. De kapitein had het commando tijdelijk overgedragen aan zijn Indische bemanning, die het schip niet veilig naar de haven van West Hartlepool bracht en het daardoor liet stranden.
Voor ons was het uiteindelijk een succesvolle redding; de rederij betaalde ons een mooie vergoeding. Helaas brak een van onze bemanningsleden tijdens de actie twee ribben.
In 1911 redden wij ook een Belgische loodsboot met zes bemanningsleden en vijf loodsen. De Belgische regering bood ons een geldbedrag of een ere-teken aan. We kozen voor het geld, omdat we destijds hard konden gebruiken, en ontvingen f 100.— voor ons vijven.
Teksten: gedenkboek Helden der Zee 1929.